Geneeskunde in de oudheid
De Artes, het werk waarop ik me voor deze website baseerde, werd geschreven in de eerste eeuw na Christus. Op dit moment bestonden er professionele dokters die een opleiding hadden gevolgd en een eed hadden afgelegd. De overheid controleerde dit echter niet, waardoor iedereen zichzelf een medicus kon noemen. Je kon dit beroep dus uitoefenen zonder bewezen te hebben dat je efffectief de medische kennis en vaardigheden onder de knie hebt. Dit zorgde er natuurlijk voor dat er zowel geleerde mannen als kwakzalvers zichzelf presenteerden als dokters.
Geneeskunde en de andere vakgebieden die voorkomen in de Artes, maken allemaal deel uit van een algemene opleiding. Iedereen die toen gestudeerd had, had een basiskennis over elk van deze vakgebieden. Dit maakt dat de discussie of Celsus effectief een dokter was nutteloos. Hij was ongetwijfeld een zeer intelligente en hoogopgeleide persoon, dit kunnen we ook afleiden uit de verzorgde taal en gestructureerde opbouw van de Ars Medicina.
​
De geneeskunde in de oudheid stond al veel verder dan sommigen in deze eeuw denken. Zo kenden de Romeinen bijvoorbeeld al anticonceptie. Ze gebruikten geen chemische pillen, maar wisten wel welke kruiden of planten een abortus konden veroorzaken en welke de eisprong tegenhielden. Bovendien konden ze zelfs de foute ligging van een foetus corrigeren en een keizersnede uitvoeren.
De Romeinen deden ook al aan plastische chirurgie: ze voerden bijvoorbeeld neuscorrecties uit en konden littekens verkleinen. Ze gebruikten dan ook chirurgisch materiaal dat opvallend gelijkend is aan ons huidige instrumentarium. Een katheder, forcesp of scalpel zijn sindsdien zelfs bijna niets meer veranderd. De romeinen wisten ook dat dit materiaal steriel moest zijn en zorgden hiervoor met behulp van vuur.
De Romeinen hadden ook al heel wat kennis over het menselijk lichaam. Ze kenden bijvoorbeeld het verschil tussen aders en slagaders, Ze wisten dat zenuwen verbonden waren met de hersenen en het ruggenmerg en wisten al heel wat omtrent het ademhalings- en spijsverteringsstelsel.
De dokters hadden bovendien ook aandacht voor de patiënt en zijn mentale toestand. Zo wisten ze dat ze een tegenstribbelende patiënt niet konden behandelen. Ze begrepen dat ze hun patiënten moesten geruststellen en kenden ook al verschillende manieren om ze te verdoven. Ze wisten bijvoorbeeld dat ze papaver moeten gebruiken hiervoor. Dit gebeurt nog steeds, het is namelijk een belangrijk ingrediënt van morfine.
​
We mogen de Romeinse geneeskunde dus zeker niet onderschatten!
Meer achtergrondinformatie kan je vinden via volgende links: